Henk
Aflevering 41 van mijn blog over een zoektocht naar herstel zoals ik dit heb ervaren in 2004/2005.
Nu ik een tijdje terug ben in Nederland spreek ik met mijn maatjes Karin, Jaap en Pascal af in Amsterdam. Ik ben erg benieuwd hoe het Jaap en Karin vergaat; met Pascal heb ik nog altijd heel regelmatig telefonisch en mail contact. Het is een gezellig samenzijn. Pascal en Karin gaan beide trouw naar meetings en hebben geen moeite om clean te blijven. Met Jaap gaat het minder, hij worstelt. Hij zegt nu en dan weer een pilletje te nemen en schaamt zich daarom te zeer om naar meetings te gaan. We kijken terug op ons verblijf in het Kasteel. De balans is voor ons allen positief, maar niemand wil ooit nog terug. Karin en Jaap zien ook niets in de nazorg bijeenkomsten, de sfeer staat hun niet aan. Ik kan dat beamen trouwens maar vertel dat ik het toch dit jaar nog wil volhouden, al was het maar om het thuisfront, Heleen, te plezieren. Ik hoor nu ook dat het met een behoorlijk aantal groepsgenoten al snel weer mis is gegaan. Ondanks dat de anonimiteit binnen de AA en NA hoog in het vaandel staat, blijft het geruchten en roddel circuit hardnekkig. Met Jaap spreek ik af dat ik hem ga bellen als ik naar een meeting ga. Een tijdje ga ik proberen hem zo te motiveren en mee te krijgen naar een bijeenkomst. Misschien helpt dat. Jaap zegt het een goed idee te vinden maar ik merk ook dat zijn enthousiasme niet erg groot is. Ik kan Jaap steun aanbieden maar niet veel meer. Hij kent de weg naar herstel nu en hij weet wat hij moet doen. Daar is hij zelf verantwoordelijk voor en niet ik. Uiteindelijk zal het tot niets leiden en verwatert het contact met hem al snel. Dit is ook iets waaraan ik moet wennen bij de AA, sommige mensen waaraan je gehecht bent geraakt zijn soms een tijdje weg, uit het zicht of vallen terug. Daar moet ik me niet te veel door uit het veld laten slaan. Ik zou me ook gemakkelijk kunnen verliezen in de zorg voor een ander. Een al te welkome afleiding voor wat ik zelf nog allemaal moet doen.
Het gewone, dagelijks leven dient zich aan en het is voor mij erg belangrijk om niet in een sleur te raken. Wat me helpt, is dat ik nu een vast stramien van meetings en bijeenkomsten heb waar ik naar toe ga. Ik moet daarover niet met mezelf gaan onderhandelen; wel of niet te gaan. Ik weet wat er dan gebeurt. Het is belangrijk voor mij om van het meeting bezoek een automatisme te maken, een nieuwe gewoonte, zodat ik op een gegeven moment niet meer merk dat ik het doe. Eigenlijk net als bij de meeste sigaretten die ik opsteek, daar denk ik ook niet meer over na, ik doe het gewoon. Als ik dit met een ongezonde gewoonte kan, waarom zou ik het dan niet kunnen toepassen op wat gezondere facetten van mijn leven? Roken doe ik nog altijd, tegen beter weten in. Nog steeds houd ik mezelf voor dat deze verslaving minder erg is en dat ik op een later moment echt wel zal stoppen, maar nu even niet. Dat “nu nog even niet” zal ik uiteindelijk nog een jaar of zeven vasthouden maar dit terzijde.
Ik weet dat ik het uitstellen en wegleggen van zaken moet gaan vermijden. Post moet ik meteen openmaken en betalingen moet ik niet uitstellen tot de laatste dag van de termijn, maar gewoon doen. Voor een normaal mens misschien de gewoonste zaak van de wereld, voor mij niet. Ik heb het jarenlang voor mezelf uitgeschoven, ook wanneer ik wel genoeg geld had om de rekeningen te betalen. Als ik dit tijdens een meeting deel, begrijp ik van anderen dat dit ook weer een hebbelijkheid is die ik met vele anderen gemeen heb. Door telkens op het randje te balanceren en de grenzen op te zoeken, roep je uiteindelijk het onheil op jezelf af. Een verslaafde creëert voor een groot deel zijn eigen drama, bizar misschien maar het klopt zo moet ik voor mezelf constateren. Door dit drama vervolgens breed en vooral eenzijdig uit te meten, kan je jezelf weer onbegrepen en onbemind voelen. Dit legitimeert je vervolgens weer om dit gevoel te verdoven met je favoriete middel.
Ook al herken ik dit mechanisme nu, het is toch lastig om eruit te blijven. In de winkel die ik beman bekruipt me regelmatig een gevoel van eenzaamheid en uitzichtloosheid. Op zich voelt het goed dat ik nu zo langzamerhand de schulden kan wegwerken. En ook is het conflict met de belastingdienst door het inschakelen van een mediator min of meer opgelost; ik moet nog wel wat betalen maar veel minder. Voor de lange termijn blijft het winkeliersbestaan voor mij onbevredigend, ik heb weer een doel nodig, een aantrekkelijk vergezicht waar ik naar toe kan werken. Ik probeer het assortiment in mijn winkel wat op te vrolijken met zaken waar ik zelf plezier aan beleef. Ik koop wat meer gadgets in en technische grapjes, bijzondere dvd’s of klassieke muziek-cd’s voor kinderen. Dat helpt en is ook redelijk succesvol. Van tijd tot tijd moet ik ook nog oude geheime verstop plekken waar nog lege of volle flessen liggen, opruimen. Het is een confronterend bezigheid om weer eens bij de glasbak te staan, ook al is het nu met een andere aanleiding dan voorheen, wel met dezelfde hoop dat niemand me ziet.
Zo ben ik op een doordeweekse en grijze nazomer dag wat verveeld bezig mijn winkel weer wat op orde te brengen als ik opeens vanuit mijn ooghoek iets door de open deur naar binnen zie schieten. Ik hoor even wat gefladder maar kan verder niets gewaarworden. Mijn winkel staat nogal vol met spullen dus het is lastig om daar iets ongewoons tussen te zien. Op hetzelfde moment komt er ook een meneer de winkel in die enthousiast meldt dat hij net een klein geel vogeltje bij mij naar binnen heeft zien vliegen. Samen gaan we op zoek en waarachtig opeens fladdert er een vogeltje vanaf een kast richting het etalageraam. Het is inderdaad geel, een kanarie, kennelijk ergens in de buurt uit een kooitje ontsnapt. Hij vliegt keer op keer tegen het glas, duidelijk op zoek naar de buitenlucht. Ik vang hem door snel een doek over hem heen te gooien en doe hem voorlopig even in een grote kartonnen doos. Ik bel mijn kinderen om ergens een kooitje te regelen en hem op te halen. Al rap staan ze bij mij in de winkel, ze hebben een prachtig Indonesisch kooitje van de buren te leen gekregen, en hebben ook meteen onderweg al een naam voor hem bedacht. Onze nieuwe huisgenoot heet Henk. Als ik later die dag thuiskom, vliegt Henk al frank en vrij door het huis want in een kooitje was zielig, vonden Frits en Kees. Ook Heleen was al snel om. Toevallig hadden we ooit als decoratief element in huis een grote Java koffieboom gekocht. Deze komt nu goed van pas want Henk heeft zich deze boom meteen al toegeëigend als thuisbasis. De kanarie ontpopt zich in de dagen daarna als een soort geschenk uit de hemel want hij brengt veel vrolijkheid in huis. Als wij lawaai maken, zingt hij er meestal luidkeels overheen. Ook vliegt hij, als je alleen thuis bent, met je mee door het huis en houd je zo gezelschap, bijvoorbeeld bij het koken. Henk zit samen met ons aan de ontbijttafel of gaat uitgebreid badderen in zijn waterbakje. Met kerst zoekt hij vaak een plaatsje in de kerstboom. Het vogeltje is voor mij een kleine herstelcoach die me vaak opvrolijkt. Ik zie in hem vertrouwen, plezier en levenslust. Henk blijft een tijdje bij ons tot dat we op een dag per ongeluk een buitendeur laten openstaan en hij weer uit vliegt. Net als Mary Poppins op weg naar haar volgende opdracht.
In dit eerste jaar van herstel maak ik alle jaarlijks terugkerende gebeurtenissen voor het eerst sinds lange tijd mee zonder alcohol. Verjaardagen, kerstdagen, begrafenissen, Koninginnedag, ga zo maar door. Dat is behoorlijk wennen want het voelt echt anders. Na een paar maanden ga ik zo ook voor het eerst weer eens samen met Heleen naar een concert in de Melkweg. Zoiets word je in de beginfase van je herstel afgeraden, maar ik kan het toch niet laten. Het is ook een slechte keuze, ervaar ik al snel want ik word heel erg afgeleid door wat er om mij heen gebeurt. Voor het eerst valt het me op dat het publiek vooral met andere zaken bezig is dan het concert. Ze zijn vooral met elkaar bezig en praten met elkaar over de – keiharde- muziek heen. Links en rechts van me zie ik ook onophoudelijk drank langs me heen gaan. Ik krijg er geen trek van maar het irriteert me allemaal wel. Van tevoren heb ik met Heleen afgesproken dat ik, als ik me onzeker ga voelen, ieder moment kan vertrekken. Dat is trouwens ook een handelswijze die we voor andere feestjes of partijtjes hebben afgesproken. Het is nu niet nodig maar het geeft me wel rust, te weten dat het kan. Ik kom er nu wel achter dat het nog te vroeg is om naar popconcerten te gaan. Het zij zo. Het is een kleine beperking waarmee goed te leven valt. Misschien waren de concerten vroeger ook wel minder leuk en viel me dit niet zo op omdat ikzelf in de drinkende en lallende meute opging. Ik merk ook dat ik een muziekvoorkeur heb waarin alcohol op wat voor manier dan ook een belangrijk aandeel heeft. Niet dat ik dat meteen moet herzien maar het is wel erg confronterend. Was Shane MacGowan, de zanger en tekstdichter van de Ierse band the Pogues vroeger een held voor me. Nu word ik geconfronteerd met een heel erg zieke man die niet meer op zijn benen kan staan en amper nog articuleert als hij een poging tot zingen doet. Als ik naar een documentaire over hem kijk, gemaakt in 2001, houd ik het niet droog. Het is een niets verhullend spiegelbeeld. Ik zie nu vooral een treurige man. Ik zie ook mezelf in hem. Ik zie hoe deze man op handen wordt gedragen geëerd en gefaciliteerd, zelfs geïdealiseerd om zijn onaangepaste levensstijl. Ik voel wat hij van binnen moet voelen, de afhankelijkheid en de eenzaamheid, de onmacht. Ik zie de bodemloze diepte, mijn eigen afgrond in zijn ogen, zijn blik weerspiegelen. Ik kan en ik wil er niet meer naar kijken.
(Wordt vervolgd)
Voor wie wel een blik in de afgrond wil werpen, volg deze link:
Comments