Aflevering 28 van mijn blog over een zoektocht naar herstel zoals ik dit heb ervaren in 2004/2005
De Leesclub
De laatste avond voor mijn vertrek naar de kliniek in Schotland gaan we met het gezin eten bij Zushi een Japans restaurant aan de Amstel. Vooral Kees onze jongste zoon vindt dat altijd een feest omdat je daar zelf je bordjes mag pakken van een soort lopende band. Ik waag het er nog een keer op en vraag aan Heleen of ze het erg vindt dat ik hierbij een laatste kannetje sake drink. Alsof het een geheim is dat ik de laatste weken voor mijn vertrek gewoon heimelijk heb doorgedronken. Gelukkig doet Heleen er niet moeilijk over, eentje mag, het worden er uiteindelijk twee. Voor nu ontspant het en ik voel ook niet de behoefte om me op mijn laatste avond te buiten te gaan. Sake heeft me altijd goed gedaan, zo verbeeld ik me. Het geeft je een lekker warm gevoel en samen met de rauwe vis is het een goede remedie tegen een kater. “Gezonde” alcohol om de negatieve effecten van slechte alcohol tegen te gaan, het laatste en ultieme excuus van de alcoholist. We hebben een leuke en onbezorgde avond en komen even los van onze dagelijkse problemen. Het maakt me melancholisch, daar aan de Amstel schuin tegenover het Muziektheater, is ook de plek waar ik Heleen twintig jaar eerder heb leren kennen.
De volgende ochtend brengen Heleen en de jongens me naar Schiphol. Ook al voel ik niet zoveel, toch voelt het onwerkelijk. Ik schrik van de beteuterde koppies van mijn kinderen. Het maakt op hen meer indruk dan ik had gedacht. Opeens schiet ik toch ook vol, denkend aan mijn onderliggende, sluimerende plannen, is dit nu een definitief afscheid? Het zou zo maar kunnen. Als het daar in Schotland niet lukt lijkt er geen weg meer terug. Hier ben ik me opeens van bewust. Ik wil er ook niet te lang over nadenken. Op dit moment is er maar één ding wat telt voor mij, weg, weg, weg! Weg van dit alles, nergens meer over na hoeven denken. Groene weiden, Schotse hooglanden en golfbanen. Golfen vind ik trouwens een zwaar overschatte liefhebberij, veel gras, duur materiaal, exclusieve clubhuizen en weinig sport. Maar dat maakt me nu even niet uit, het klinkt goed. Beter dan: “Hij loopt bij de Jellinek.” De alcoholische egoïst in me zegt: “niet omkijken maar gaan”, “geef je over, geef je over aan de behandeling”, zegt Heleen nog als laatste. Ik geef mijn bagage af en ga richting vertrekhal. Als ik door de douane heen ben voel ik me eindelijk vrij, maar tegelijkertijd ook heel erg leeg en alleen. De taxfree winkels vol flessen whisky en wodka bieden zich juichend aan, maar boeien me nu even niet. Ik wil nuchter aan komen op mijn bestemming. En trouwens Heleen heeft me ook geen geld meegegeven, slechts een bankpasje, horend bij een rekening die op dit moment leeg is. Ze zal er nu en dan wat geld op storten zodat ik af en toe sigaretten kan kopen. Laat het maar gebeuren denk ik. Het is nog een eind lopen naar de pier vanwaar mijn Easyjet vertrekt. Je vliegt goedkoop, dat zal je weten ook.
Ik zal volgens afspraak in Edinburgh worden opgehaald door Moira, een medewerkster van het kasteel. Er is me verteld dat er ook nog een medepatiënt, die op weekendverlof was in Nederland, samen met me mee terug zou vliegen, maar die heb ik nog nergens kunnen spotten. Ik meen er al wel een neus voor te hebben om verslaafde types te kunnen herkennen en speur naarstig door. Later hoor ik van Moira dat hij zich “ziek” heeft gemeld. Te ziek om verder af te kicken, dat is nog eens een origineel excuus. Als de stewardess weer eens langskomt schiet het nog even door mijn hoofd, zal ik nog een laatste? In een vliegtuig is dat gek genoeg nooit ongewoon, een borrel drinken op wat voor tijd dan ook. Op een of andere manier heb je in de lucht een soort vrijbrief om te doen wat je wilt. Ik besluit me toch maar netjes nuchter te melden. Te gast zijn in een ander land schept toch verplichtingen en ik wil niet meteen worden teruggestuurd.
Rond een uur of elf ’s ochtends sta ik dan op het vliegveld van Edinburgh. Moira is te laat en het wachten duurt lang. Ik wil nu wel weten wat er komen gaat. De rookruimte heb ik snel gevonden. Dit is niets anders een vacuüm apparaat van ongeveer 6 vierkante meter oppervlakte, ik kan het niet treffender omschrijven. De onderdruk is er zo groot dat je haren rechtop gaan staan. Meteen voel ik me nog meer een paria. Wie weet hebben ze bij het kasteel ook wel een remedie tegen mijn rookverslaving? Kop op. Eindelijk is daar dan Moira met een bordje met mijn naam erop. Ik stap snel bij haar in de auto en we vertrekken. Moira is een struise Schotse, een vrouw van weinig woorden. En eerlijk gezegd heb ik zelf vandaag ook niet veel tekst. Ik zweet, heb het koud, voel me trillerig en laat me rijden. Het vakantiegevoel, als dat er al was, is meteen weg. Ik voel het, afkicken is hier een serieuze zaak.
Het kasteel blijkt tot mijn teleurstelling een vrij regulier landhuis te zijn, zo te zien gebouwd ergens in de 19e eeuw. Net als bij Centre Pompidou in Parijs is al het loodgieterswerk aan de buitenkant van het gebouw vastgeplakt maar in dit geval duidelijk in een later stadium en op vrij knullige en slordige manier. Het maakt op mij allemaal een wat desolate indruk. Niks kasteel dus en niks groene golfbanen, een eerste tegenvaller. Ik mag plaatsnemen in de centrale hal met de onvermijdelijke chesterfield banken en jachttaferelen aan de muur en wacht af. Het duurt even maar dan komt een dame van de verpleging me welkom heten. Terwijl ik daar wat onhandig sta, slaat ze onverwacht een arm om mij heen en zegt, “It’s ok love, we’re gonna help you.” Dan komt opeens de emotie vrij, ik kan alleen nog maar janken. Bij de intake die volgt schiet ik na iedere vraag vol. Of het nou over mijn leeftijd gaat of over mijn adres, bij alles zie ik opeens beelden die me aangrijpen. Het slaat nergens op maar voor het eerst in anderhalf jaar tijd zie ik me zelf zitten. De loser, de verslaafde, de man die niet voor zijn gezin kan zorgen, de lafbek die alles wil ontvluchten. Van inventief theatermanager tot ingenieuze flessengoochelaar. Een zondagskind van bijna vijftig zonder werkelijk goede reden op weg naar het afvoerputje. Meteen valt het me ook op dat ik me hier in een warm bad bevind. Ze noemen je patiënt maar behandelen je als een gelijke, met zekere afstandelijkheid maar ook begripvol en met warmte. Het is niet de koele afstandelijkheid die ik tot nu toe gewend ben. Niet de zwijgende, wat meewarige houding die ik altijd voelde bij de Jellinek en het SPDC. Weken later als ik met een van de medewerksters gezellig op te trap van het landhuis zit te praten, legt ze me ook uit dat iedereen die hier werkt iets met verslaving heeft, de therapeuten maar ook de koks en ook de tuinman. “God, dus jij ook?”, vraag ik haar, een aantrekkelijke brunette van nog geen dertig. Ja zij dus ook. Ze had zich jarenlang om God weet wat voor reden de vergetelheid in gedronken. Ze vertelt een echte “Binger” te zijn geweest, veel drinken in korte tijdspannes, een typisch Brits verschijnsel. Ze begon bijvoorbeeld op een vrijdagavond in de Pub in Glasgow met drinken, en kwam dan drie dagen later ergens in Wales pas weer bij haar positieven en had geen idee van wat er in de tussenliggende tijd gebeurd kon zijn.
Mijn behandeling begint in de detox ruimte waar alle patiënten starten om onder medische begeleiding de eerste ontwenningsverschijnselen te overwinnen. In het bed naast me ligt een andere nieuwkomer, Gary. Zo te zien is hij een klassieke Schotse voetbalhooligan, vers van de tribune geplukt, kaal, uitbundig getatoeëerd en nog zo stijf van de drank en zo bezweet dat de ramen ervan beslaan. Hij probeert wat woorden met mij te wisselen maar ik kan hem met geen mogelijkheid verstaan. Ik vermoed in eerste instantie dat dit door de drank komt maar later blijkt hij een exponent te zijn van een ander voor mij veel groter probleem. In de grote steden van Schotland spreekt men een soort dialect waar je als buitenlander echt weken op moet studeren en in fonetische vorm op moet kauwen om een beetje door te krijgen wat ze zeggen. Sommige van hen hebben dit zo gecultiveerd dat ze zelfs hun lippen niet meer bewegen en je alleen maar een soort monotoon gebrom hoort. Mijn korte test in Engelse spreekvaardigheid bij de intake in Den Haag is in dit taalgebied van weinig nut, stel ik al snel vast. Ik vermijd deze medepatiënten zoveel mogelijk of antwoord waar nodig willekeurig met Yes of No en maak me daarna snel uit de voeten. Gelukkig is de rest van het gezelschap waarin ik terecht komt redelijk gemixt. De patiënten komen behalve uit Schotland ook uit Nederland, Volendam, en de Amerikaanse legerbasis in Duitsland. Het valt me trouwens in de loop van de tijd ook op dat de patiënten uit Nederland en Duitsland keurig nuchter binnenkomen, zonder onder invloed te zijn van iets als alcohol of drugs. De Schotten en andere Britten komen meestal stijf van de middelen op een brancard binnen, alsof ze de laatste avond nog een soort van vrijgezellenfeest hebben gevierd, aan de bar zijn gaan zitten om vervolgens te zeggen: “Ober tot hier volgooien”, waarbij je dan je vlakke hand ter hoogte van je adamsappel houdt. Omdat ik mobiel ben en weinig ontwenningsverschijnselen vertoon, word ik meteen de eerste dag al voor de leeuwen gegooid en in de behandelgroep geplaatst. De dag routine voor de komende zes weken wordt kort en bondig uitgelegd. Ik krijg een boek, een schrijfblok en een persoonlijke therapeut toegewezen en hup ik mag aan het werk.
De eerste schok is groot. Als ik de grote hal binnenloop is daar op dat moment de hele groep van ongeveer 40 mannen en vrouwen bijeen. Ze zitten in een kring het grote AA boek, wat ikzelf ook net heb gekregen, aan elkaar voor te lezen, hardop en om beurten, net als wij vroeger op de lagere school deden. Een Schot die zich voorstelt als groepsoudste geeft mij een plek in de kring waarna het verhaal gewoon door gaat. Ik denk onmiddellijk,” ik ben er toch weer ingetuind!” Het voelt alsof ik in een gezelschap van Jehova getuigen ben beland. Dit is een sekte verdorie, compleet met gebed en hand in hand opzeggen van voorgekookte riedeltjes aan het eind van de bijeenkomst. Ik verman me, wat nu? Meteen al de poort uitlopen richting de hoogvlaktes? Ik heb opeens ontzettende spijt dat ik hun brochures en Internetsite niet goed gelezen heb. Daar zit ik dan. Ik verwacht enige consideratie van het opperhoofd, de therapeut die de meute voorgaat, maar al meteen word ook ik gemaand een stuk voor te lezen! Het zweet breekt me uit. Ik stamel mijn tekst tot het genoeg wordt bevonden en hevig bezweet en trillend sla ik het verder gade. Ongelooflijk, na de rampen in de Jellinek en het nog ergere SPDC, ook dit nog….
(Wordt vervolgd)
Comments