top of page

Shit Happens! (XXVI)

Foto van schrijver: Sjoerd de HaanSjoerd de Haan

Aflevering 26 van mijn blog over een zoektocht naar herstel zoals ik dit heb ervaren in 2004/2005


Geluk, gevonden in een kelder


Als we thuiskomen van het politiebureau belt Heleen eerst met de psychiater waarmee ik vanwege zijn vakantie pas twee weken later een afspraak kan hebben. Hij is mijn voorlopig laatste reddingsboei. Hij maakt gelukkig wat tijd vrij en hoort haar verhaal aan. Veel van de klachten en de onrust die bij mij zijn ontstaan, wijt hij aan effecten van de Seroxat die ik slikte en aan het afkicken daarvan. Hij schrijft me voor nu een anti-epilecticum voor, niet omdat ik opeens epileptisch ben, maar vanwege een bijwerking die volgens hem op een redelijk onschuldige manier de scherpe kanten van mijn emoties wat kan wegnemen. Ik hoop dat het mij gaat helpen. Ik besef me dat ik steeds vaker in situaties beland waarin ik me laat meeslepen door de waan van de dag. Steeds vaker ontaarden gebeurtenissen, laat ik me leiden door mijn emoties en heb ik achteraf spijt van wat er is voorgevallen. Spijtgevoelens die ik vervolgens ga dempen met alcohol.  



Nu ik weer thuis ben en “uitbehandeld” besef ik me dat ik er weer alleen voor sta, en Heleen, en mijn familie en vrienden mij niet kunnen helpen. In korte tijd heb ik het totale beschikbare zorgpakket tot mij genomen en ben ik geen steek verder gekomen. Sterker nog, het heeft mij dichter bij de rand van de afgrond gebracht. Wat nu nog te doen? Een ding is voor mezelf zonneklaar: in mijn eentje ga ik het niet redden. Ik moet nu eerst maar eens rust zien te vinden, weg uit mijn omgeving en tijd krijgen om alles te overdenken. Geen kinderen, geen vrouw, geen familie, geen deurwaarders, geen belastingdienst en ook geen callcenters. Weg met dit alles. Pas als ik echt hulp heb gevonden, heeft het voor mij zin om te stoppen met drinken. Wanneer ik nu zou stoppen zou ik pas echt gek worden. Ik spreek met mezelf af met mate te blijven drinken. Voor mij is alcohol de enige manier om nu en dan rust te krijgen, te slapen of weg te dromen en de ellende even te vergeten. De enige vriend waarop ik nog kan vertrouwen.


Mijn verblijf en ervaringen in het SPDC hebben een ernstige aanslag gedaan op mijn sterk ontwikkelde rechtvaardigheidsgevoel. Een rechtvaardigheidsgevoel dat naar ik gaandeweg leer juist bij een verslaafde onevenredig sterk is ontwikkeld en ook behoorlijk selectief is. Ook daar moet op gedronken worden. Al snel besluit ik dat de wereld moet weten wat voor wanbeleid er wordt gevoerd en wat voor een klote instelling deze kliniek is. Er moet iets aan de kaak worden gesteld. Het doet me goed om hier op dit moment energie in te gaan steken, het leidt de aandacht weer even af van mijn eigen problemen en onwillekeurig hoop ik ook langzamerhand op begrip. Heleen heeft intussen alweer met de Jellinek gebeld met de vraag of ik niet daar toch weer terug in behandeling kan. Het antwoord is voor haar even onthutsend als bizar. Nee, ze hebben ook contact gehad met het SPDC, het is erg waarschijnlijk dat ik naast verslaving nog een co-morbide stoornis heb, GGZ-taal voor een tweede psychische stoornis. Daarmee word ik uitgesloten voor behandeling bij hen. Met andere woorden, de rijen hebben zich gesloten voor mij, linksom of rechtsom kom ik nergens meer binnen in Amsterdam. 


Ik maak in mijn hoofd een lijstje van mensen en instanties waar ik mijn verhaal kan halen: Burgemeester? Verantwoordelijke minister? Uiteindelijk kom ik al snel bij het medisch tuchtcollege terecht.  Maar als ik hier de benodigde informatie heb opgevraagd, zakt de moed mij meteen al in de schoenen. Voor je hier een klacht mag indienen moet je eerst een heel voortraject doorlopen en daarna een enorme hoeveelheid papieren doorworstelen en invullen, iets waar mijn hoofd op dat moment helemaal niet naar staat. Totaal ongeschikt voor iemand met verslavingsproblemen en ander psychisch leed. Bovendien een dergelijk procedure duurt veel en veel te lang en zoveel tijd heb ik niet. Op deze manier, waarop ik nu leef, haal ik het einde van het jaar niet bedenk ik me. Bovendien wat moet je zo’n SPDC verwijten? Dat ze niets doen in zo’n instelling?  Kennelijk wordt dat al jaren gedoogd en misschien is dat wel normaal in deze branche.  De Janssen-Steur zaak die op dit moment toevallig tegelijkertijd speelt, stemt me ook niet erg hoopvol. Je krijgt kennelijk als arts zelfs tonnen mee als je patiënten de dood in jaagt.  


Ik besluit mezelf moed in te drinken en toch maar een rondje te gaan bellen. Ik begin bij mijn eigen burgemeester. Ik acht hem toch ook medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg in de stad en ik ken hem vanuit de media als een betrokken en integere man.  Een eerste hobbel in het contact met hem is vanzelfsprekend de onvermijdelijke voorlichtster. In dit geval een voormalige collega van Heleen en ook buurtgenoot realiseer ik me. We kennen elkaar oppervlakkig, dat geeft me een eerste ingang.  Ik doe mijn verhaal en krijg best wel een begrijpend oor. Nee, de burgemeester is nu niet bereikbaar maar ze zal het aan hem voorleggen dan word ik wel teruggebeld zegt ze me toe. En zowaar er wordt snel teruggebeld, maar niet naar mij. De voorlichtster belt mijn vrouw, wat er toch allemaal met mij aan de hand is? Ik had het kunnen weten, vanaf nu ben ik de gek. Het zal een zware, zo niet onmogelijke, klus worden om ooit nog serieus te worden genomen door wie dan ook.  

Ten einde raad en met een machteloos gevoel besluit ik toch het traject van het tuchtcollege maar te gaan volgen. Mijn eerste actie is mijn dossiers opvragen bij het SPDC en mijn huisarts. Eerst maar eens kijken wat die zoal hebben opgeschreven. Mijn huisarts blijkt amper iets te hebben bijgehouden, slechts mijn bezoeken aan hem. Het was te verwachten, maar toch erg slordig. Het toeval wil ook nog eens dat ik via de krant verneem dat er al een procedure tegen hem loopt bij het tuchtcollege. Hij is te intiem geweest met een patiënte van hem. Het dossier van het SPDC valt op het eerste gezicht mee, ze hebben best wel wat opgeschreven, daar waren ze dus de hele tijd mee bezig denk ik, schrijven, schrijven en nog eens schrijven. Maar als ik doorlees merk ik ook dat er feitelijk niets in staat, alleen mijn dagelijkse routines, niet veel meer, geen conclusies, geen visie geen overleg en geen beleid. Patiënt doet dit, patiënt deed dat, ze deden hetzelfde als ik besef ik me, ik observeerde hen en zij mij. “Patiënt is ontevreden en vecht als een Don Quichotte tegen het systeem” lees ik nog ergens aan het einde. Zo hebben ze het wel goed neer gezet constateer ik. De vergelijking van een literair karakter uit de 17e eeuw met de stand van zaken in de huidige geestelijke gezondheidszorg is bijzonder treffend. Sinds het Spinhuis zijn we nog niet echt veel opgeschoten.  


Vanaf het moment dat ik weer thuis ben nemen de irritaties weer in rap tempo toe. Ook in onze relatie of wat daar nog van over is.  Het valt me op dat Heleen de voor mij bijna ziekelijke behoefte heeft om aan Jan en alleman te vertellen wat de afgelopen tijd allemaal is voorgevallen. ’t Lijkt haar niet meer uit te maken wie ze voor zich heeft, iedereen zal het verhaal te horen krijgen. Ik vind zelf dat het mijn zaak, mijn leven is. Ze is goddomme daar ook maar één keer bij mij op bezoek geweest dus wat weet zij er nou eigenlijk van! Ik wil zelf uitmaken met wie ik deze ervaringen wil delen. Het doet me pijn en het maakt dat ik me steeds waardelozer voel. Het zal nu niet lang meer duren voor mijn hele verhaal via de kaasboer hier op de hoek op straat ligt. Het irriteert mij des te meer omdat haar vriendinnen en kennissen die ze hierbij ook in vertrouwen neemt, niet de mensen zijn waarmee ik mijn lief een leed wil delen. Ik hoef hun priemende blikken niet in mijn rug te voelen. Ik weet zelf wel wat voor eikel ik ben geworden.  


Mijn zwager, een oudere broer van Heleen, is schijnbaar de enige van haar familie die zich mijn lot aantrekt. Hij is in ieder geval de enige met wie ik er over praat. Hij werkt als journalist bij een landelijk ochtendblad en heeft een tweede huis in Frankrijk, een land waarin hij graag vertoeft en een paar boeken over heeft geschreven. Jaren terug heeft hij voor weinig geld een ontzettend vochtig bouwval gekocht in het Franse deel van de Ardennen. Vooral ’s winters een troosteloze omgeving waar Fransen autochtonen een armoedig bestaan leiden en veel Nederlanders hun tweede huis hebben omdat het maar een uurtje of vier rijden is. De eerste paar jaar hebben Heleen en ik er veel tijd doorgebracht om te helpen bij het opknappen de boerderij. Marcel, mijn zwager, is het rechtdoorzee type van de harde lijn. Hij kan heel confronterend zijn maar van hem kan ik het op een bepaalde manier hebben. Ik heb er niet veel aan maar het is in ieder geval een gesprekspartner die me nog wel serieus neemt. Hij neemt me in deze periode voor een aantal dagen mee naar Frankrijk om een nieuw plafond aan te brengen in een bij-gebouwtje van zijn boerderij. Het geeft mij en mijn gezin even wat welkome lucht en rust. Ik vind klussen best leuk als het overzichtelijk is en bij een ander in huis.  Het zal ook een lastig verblijf worden, besef ik me want in de gehele nabije omgeving van zijn boerderij is geen middenstand of horecagelegenheid te bekennen. En Marcel kennende zorgt hij er voor dat alle drank achter slot en grendel opgeborgen is. Het blijkt een troosteloze omgeving in dit jaargetijde, alles is nog grijs. Een depressief makend landschap, voor een normaal mens al niet te doen zonder af en toe een borrel. Maar gelukkig is er meer dan genoeg werk te doen wat genoeg afleiding geeft. Het lukt me waarachtig om bijna zeven dagen niets te drinken. Ware het niet dat ik op een zeker moment, want ik blijf zoeken, in de half ingestorte kelder tussen de puinresten toch nog een paar oude tot sherry verworden flessen witte wijn vind.  Op een onbewaakt ogenblik, Marcel is even materiaal halen, giet ik deze toch maar even snel naar binnen. Ik heb geen kurkentrekker dus sla gewoon met een ferme tik de hals eraf.  Het slaat nergens op en het smaakt ontzettend goor maar het moet! Er zit iets van alcohol in, dat is het enige wat nog telt. Weer even dat gevoel van warmte, geborgenheid.  Ik blijf op zoek, ik blijf geobsedeerd door drank. Ik weet nu ook dat hoe lang ik het ook vol ga houden, een week, een maand, een jaar, ergens zal ik ooit weer bezwijken, ergens zal de drang om te drinken het weer gaan winnen. Ik bedenk ook dat ik hier in een voor mij aantrekkelijk gebied ben waar ik als een kluizenaar zou kunnen leven. Een huis kost hier niets en ik kan hier gemakkelijk anoniem door het leven gaan en mijn leven en laatste dagen slijten als alcoholist. Hier ben ik niemand tot last. Met ambivalente gevoelens ga ik na een week weer huiswaarts, weer terug naar mijn gezin. Ik zou het liefst in Frankrijk blijven en in de grijze mist verdwijnen.


(Wordt vervolgd)

Comments


06-30636618

Brigittenstraat 20a
Utrecht, 3512 KM
Nederland

Parkeren (Klik hier voor plattegrond)

Parkeren binnen de singel zone 30021: ma-za  07:00-01:00 uur. Zo 12:00-18:00 uur, uurtarief € 5,88 per uur.

Parkeren buiten de singel zone 30041: ma-za 09:00-23:00 uur. Uurtarief € 4,53 per uur.

Openbaar vervoer

Morgen Stop ik is goed bereikbaar vanaf Utrecht CS met bussen: 4/8/50/73/44 en 77. De halte is bij de Stadsschouwburg, vanaf daar is het ongeveer 5 minuten lopen langs de Singel richting Lepelenburg

  • linkedin

©2018 by Morgen Stop Ik. Proudly created with Wix.com

bottom of page