Aflevering 20 van mijn blog over een zoektocht naar herstel zoals ik dit heb ervaren in 2004/2005
Machinerie en de kunst van het nietsdoen
Langzaam maar zeker begin ik te wennen aan mijn nieuwe omgeving en de atmosfeer binnen de muren van deze kliniek. Ik heb nooit een beeld gehad bij psychiatrie of therapie, het was altijd ver van mijn bed. Tot op heden is me ook eigenlijk nog niet veel uitgelegd over een doel, een plan of werkwijze. Eerder bij de Jellinek niet, hier net zo. Ik onderga het, maak het mee en zie wel waar het me brengt. Psychiatrie/psychologie blijft voor mij een schimmige wereld, vol geheimen, een geheel eigen agenda en vol zaken die, zo lijkt het, vooral niet met jou moeten worden gedeeld.
Als ik voor de lunch met de lift naar beneden ga kom ik mede patiënt Dirk tegen. Ik heb Dirk al eerder kort gesproken in de koffiekamer toen het gesprek door een lokaal AT5 programma op trams en bussen kwam. Deze uitzending ging over onvrede in de buurt door de ontruiming van loodsen met oude bussen en trams aan de Polderweg hier vlakbij. Een soort van geïmproviseerd museum. Dirk wist hier zoveel van dat het gesprek dat veelbelovend begon, al snel stokte. Ik weet niks over het bus of tram model D 26 of 28 met blauwe neus uit 1948 en moest gokken op welk moment ik het beste ja of nee kon gaan knikken. Dirk heeft echt iets met machinerie. Vandaag en iedere volgende keer als we samen in de lift stappen, begint hij over het onderhoud hiervan. De deur sluit niet goed en de lagers piepen gevaarlijk, van dat soort dingen. “Maar er komt iedere maand een monteur die hem nakijkt, kijk maar naar de sticker”, probeer ik tegen te werpen. Maar ook dit maakt geen indruk, Dirk weet het, dit is zijn ding.
In de kantine heeft hij een heel ander stokpaardje, daar begint hij te mopperen over het volgens hem halal geslachte vlees dat hij niet wil eten. Hij vindt het schandalig dat die beesten niet worden verdoofd, maar gewoon de strot wordt afgesneden. Hierna gaat zijn verhaal op onnavolgbare wijze over op het stierenvechten in Spanje, hoe die beesten daarbij op hun beurt worden afgeslacht en dat Picasso hier een fervente liefhebber van was. Wat voor rotzooi deze man dan weer produceerde en zo verder. Maar niemand hier luistert naar hem en niemand geeft ook maar enige reactie. Ook het invullen van de menukeuzelijst voor de volgende week leidt tot veel gemopper. Niets op die lijst deugt volgens Dirk. Het bijzondere is dat wanneer ik die lijst stap voor stap met hem doorneem het best mee blijkt te vallen. We komen er samen uit. Hij begrijpt veel termen die gebruikt worden gewoon niet en wil simpelweg gehoord worden. Hij weet alles van bussen en machinerie maar heeft, naar ik gaandeweg merk, geen idee wat een blinde vink is, laat staan pasta met Bolognese saus. Pasta is voor hem een smeermiddel voor machines. Dirk heeft zijn eigen logica.
Na de lunch loop ik weer naar boven. Het glazen trappenhuis in het midden van gebouw biedt uitzicht op de hal en de etages. De eerste etage is de gesloten afdeling en die ziet er intrigerend uit. Soms zie ik mensen zich daar in groene outfits hijsen en allerlei instrumenten verzamelen in een ruimte recht tegenover de trap. Lobotomie, elektroshocks? Op deze afdeling schijnt ook de befaamde isoleercel te zijn. Het komt erg dichtbij hier de waanzin. De beklemming die ik soms in films heb gezien of in boeken gelezen, lijkt hier werkelijkheid te worden.
Om half twee is het dan zover, mijn eerste therapiesessie hier. Ik heb geen idee wat ik moet verwachten. Op het programma staat creatieve therapie, anderhalf uur lang. Als ik aan kom wandelen, staan alle deelnemers al te wachten tot de deur van het lokaal opengaat. Het valt me meteen op dat er niemand van mijn afdeling aanwezig is. Zoals ook in de komende weken zal blijken, volgt bijna niemand op mijn afdeling de aangeboden therapieën. Mijn therapiegenoten van deze middag zijn allemaal mensen die van buiten komen. Ze zijn ooit eerder opgenomen geweest of ambulante patiënten die hier een programma volgen.
Het is een krap lokaaltje vooral als je, zoals ik, altijd gewend bent geweest om op groot formaat papier te werken. Met enig inschikken lukt het. Ik was in eerste instantie bang voor een vage opdracht, zo van, ‘maak iets wat met jezelf te maken heeft, met je stemming of over wat je meegemaakt hebt.’ Zoiets. Gelukkig gebeurt dit niet. Iedereen pakt bij binnenkomst z´n werkstuk uit de kast en gaat verder waar hij of zij vorige keer is geëindigd. Ik mag nadat ik me bij de juf heb geïntroduceerd gewoon zelf weten wat ik ga doen. Voor inspiratie zo vertelt ze mij, liggen er een aantal mapjes met foto´s en zijn er wat kunstboeken beschikbaar. Zelf is ze druk bezig om een kunstwerkje te maken van plastic wat uit een soort lijmpistool komt. Om het mezelf niet al te moeilijk te maken, besluit ik met de ruim voorradige acrylverf in een impressionistische stijl een vaas met bloemen te schilderen. Een kunstje dat ik nog ken uit mijn middelbareschooltijd van dertig jaar terug. Ik had toen het geluk les te ontvangen van fantastische en bevlogen tekenleraar die mij veel verschillende technieken heeft bijgebracht. Gewoon uit de losse pols snel wat contouren op het papier zetten, nonchalant met één kwast in de hand en één in de mond wat kleurige klodders op het doek smeren. Ik besef me dat ik op deze manier indruk wil maken op mijn omgeving maar heb geen idee waarom. Ik mag een kunstje doen waar ik goed in ben en heb hier voor nu even gewoon lol in. Er is ook hier weer bijna geen interactie. De therapeute laat iedereen vrijelijk z´n gang gaan. Ze geeft alleen nu en dan desgevraagd wat aanwijzingen of advies. Niks mis mee maar ieder dieper doel van deze werkzaamheden blijft duister, het is vooral bezigheidstherapie. Na anderhalf uur zijn we klaar en bergt iedereen automatisch z´n spullen weer op. Er wordt ook niet nagepraat, wat ik wel vreemd vind. ´t Lijkt me nou juist leuk om met iedereen even naar het resultaat van deze sessie te kijken. Voor ik het goed en wel door heb, is iedereen weer vertrokken en ligt er nog een halve middag voor me.
Omdat ik me in mijn eigen kamer te opgesloten voel en er in de rookkamer te veel om sigaretten wordt gebedeld, ga ik naast mijn kamer op de gang staat zitten om toch een beetje voeling en contact met mijn nieuwe omgeving te houden. Vlak bij het kantoor is een zitje waar het redelijk rustig lijkt.
Ik besluit weer eens te gaan lezen, dat doe ik al jaren niet meer. Ik koop nog wel boeken maar ik lees ze niet of amper. Een rare gewoonte. Het zorgt wel voor een imposante boekenkast in ons huis. Van mijn twintigste tot pakweg mijn vijfendertigste heb ik wel heel veel gelezen. Daarna kwam het er gewoon bijna nooit meer van. Ik hou erg van de Russische Bibliotheek, maar in deze setting heb ik meer aan Maarten Biesheuvel en Gerard Reve. Ook pak ik mijn IPod om met mijn koptelefoon op naar wat (orkestrale) muziek te luisteren. Op deze wijze probeer ik mijn nieuwe omgeving even op een afstand te houden.
Dit rustmoment is echter van korte duur. Marijke, de met haar rolstoel vergroeide medebewoonster met één been, komt hier zo blijkt nu, iedere dag lucht happen uit een zuurstofpompje. De verpleegkundige legt me heel beeldend uit dat dit nodig is om ervoor te zorgen dat het voortwoekerende vet in haar lichaam het niet gaat winnen van haar longen. Helaas kent de muziek op mijn IPod ook een aantal zachte passages zodat Marijke ook nu vrij gemakkelijk kans ziet om mijn rust te verstoren. Het duurt niet al te lang voordat het pompje uit haar mond schiet en het gerochel, gehoest en gezeur weer begint en ze net zo lang door mekkert tot iemand het pompje weer terug hangt.
Er is hier verder ook helemaal niets te doen, je hoeft niets, ´t is één lange leegte die je zelf moet opvullen, of niet. De meeste medepatiënten hier kiezen voor niet. Het verplegend personeel sluit zich op in een glazen ruimte, centraal in het gebouw. Ze zitten vooral voor hun beeldschermen, God weet wat te registreren want communiceren met ons doen ze niet. Twee parallelle werelden. Wie observeert wie? Gelukkig kunnen we om vijf uur weer gaan eten, in deze omgeving iets om echt naar uit te kijken. Het spitsroeden lopen bij de baliemedewerkers neem ik al snel voor lief.
Als ik de volgende ochtend wakker word sneeuwt het eindelijk weer eens. Het sneeuwt meteen ook fors. Ik mis mijn kinderen. Lekker met de slee naar school, een echte grote sneeuwpop bouwen en een kleintje voor in de diepvries, om te bewaren en midden in de zomer buiten te zetten. ´s Middags naar het park, lekker ravotten. Maar nu sneeuwt het in mijn hoofd, zo voelt het, en mag ik alleen onder begeleiding naar buiten. Na het ontbijt ga ik ter afwisseling nog even een sigaret opsteken in de rookruimte beneden in de ontvangsthal. Het nadeel is dat het daar erg koud is, maar hier komen dan ook de zwervers van buiten schuilen en die moet je niet teveel verwennen, zo lijkt het. Als ik binnen kom, zit er al een donkere vrouw, ambulant zo te zien want ze heeft een dikke winterjas aan. Op het moment dat ik ga roken, begint ze opgewonden rondjes te lopen om de tafel en wartaal uit te slaan over God. Ze is duidelijk in de running voor een basisplaats hier, denk ik en ga voor mijn rust maar weer naar boven, naar mijn eigen kamer.
Als ik later in de ochtend nogmaals in deze rookruimte kom, zit er weer een andere wat oudere dame die waarachtig ook al meteen over de bijbel begint. Ze moeten me wel hebben vandaag. Of ik de bijbel ken? “Natuurlijk” antwoord ik, ik heb hem ooit wel voorgelezen gekregen en zelf ook delen gelezen. Ze brengt het gesprek daarna op het eten van vlees, waarover ook iets in de Koran zou staan. Volgens haar staat er in dit andere heilige boek geschreven dat je voor ieder stukje vlees dat je eet honderd goede dingen moet doen. Een nobele gedachte denk ik nog, maar zo gemakkelijk laten we de vegetariërs er niet vanaf komen. Ze vindt dat de wereld er beroerd aan toe is, en er te veel slechte mensen zijn. En als je over alles na gaat denken, word je gek. Een psychiater moet toch ook wel gek worden aldus de dame, eerst een vak leren, al die kennis vergaren, al die boeken lezen en dan ook nog eens al die verhalen van de patiënten aanhoren en opslaan. Opeens wordt het me duidelijk, dit is weer iemand die denkt dat ik een dokter ben. Zet een brilletje op je neus, luister naar iemand, geef te pas en te onpas een antwoord en je bent hier dokter. Het curieuze is, hierover nadenkend, dat ze me ook voor verpleegkundige zou kunnen aanzien maar dat is duidelijk niet het geval. Kennelijk hebben die toch weer een andere manier van handelen. Ze zien me hier, daar kom ik steeds meer achter, niet als één van de hunnen. Vaak wordt een gesprek met mij ook beëindigd met de stelling, zie je nou wel dat ik niet echt gek ben!
(Wordt vervolgd)
Comentários