Een wekelijkse blog over een zoektocht naar herstel zoals ik deze heb ervaren in 2004/2005, deze week aflevering XIV
Op weg naar Nepal
Als ik in het nieuwe jaar een slepend probleem met de belastingdienst probeer op te lossen gaat het meteen weer mis. Ik heb destijds een kwartaalafdracht omzetbelasting overgemaakt met een verkeerd referentienummer waarna het geld bij hen is zoekgeraakt. Het gevolg is nu dat ik nu telkens een kwartaal achterloop met betalingen en daardoor boete op boete krijg. Omdat er op mijn brieven niet gereageerd wordt, besluit ik op een dag met de inspecteur te gaan bellen. Maar natuurlijk vind ik geen direct nummer in de correspondentie, slim als ze zijn bij die dienst om mensen met lastige vragen op afstand te houden. Bovenaan op de brief van de aanslagen staat alleen een algemeen nummer wat ik tegen beter weten in ga proberen. Van de jongeman die ik aan de lijn krijg word ik niets wijzer. Ik probeer tevergeefs het nummer van de behandelende inspecteur te bemachtigen en test alle gesprekstechnieken die de jongen zijn bijgebracht. Tot mijn frustratie herhaalt hij domweg de bedragen die ik nog moet betalen gevolgd door de aanslagnummers. Ik moet me weer gewonnen geven. Er is geen doorkomen aan. Ik loop naar de kaasboer op de hoek, haal een fles wijn en schenk in om vervolgens een nieuw plan van aanpak te bedenken. Ik heb inspiratie en verdoving nodig om deze combinatie van onwil en onbegrip te lijf te gaan.
Zo gaat het steeds vaker, met het Nuon, met de KPN, met alle organisaties die zich in deze tijd fluks van een callcenter hebben voorzien. Ze hebben een soort van Firewall voor het contact met de buitenwereld geschapen. Ze matten je af, ze putten je uit tot je je uiteindelijk gewonnen geeft en gewoon maar betaald. Laat honderd verslaafden een lijstje maken met hun vijf grootste irritatiepunten, en alle honderd zullen de callcenters hier op zetten.
Ik weet zo langzamerhand wel dat het slecht met me gesteld is, ik verlies langzaamaan mijn grip op het leven. Een nog veel gekkere wereld dient zich echter dagelijks bij mij aan. Ik zelf sta stil en de wereld om me heen draait wezenloos, doelloos door. Eenzelfde beeld als tot me kwam na de geboorte van onze dode dochter, laat me nu niet meer los. Daar waar er toen een enorme rust en gelatenheid over me kwam, maakt het me nu knettergek. Ik besluit nu, ten einde raad als ik ben, toch maar eens een telefonische hulpdienst te bellen. Ik heb zo herinner ik mij een kaartje meegekregen na afloop van de detox behandeling bij de Jellinek. Op een middag vertel ik zo mijn hele verhaal en alle problemen aan een dame van deze hulporganisatie. Ik leg het haar allemaal uit, de aanmaningen, de deurwaarder, de schulden. Het is een onoverzichtelijke rijstebrijberg geworden waarmee ik mijn vrouw Heleen niet meer mee durf op te zadelen, zo vertel ik. Ze hoort me gewillig aan en haar uiteindelijke advies is even onverwacht als ontmoedigend, ze adviseert me een paar staatsloten te kopen. Ik ben met stomheid geslagen.
Ik probeer van tijd tot tijd te ontsnappen, aan de gekte om me heen en in mijn hoofd. Ik wil tot rust komen, ver weg van mijn dagelijkse beslommeringen. Ik slik nu al een maand of vijf een anti-depressief middel maar zie zaken nu feitelijk alleen maar escaleren, de wanhoop wordt groter en de afgrond wordt steeds dieper. Het duizelt me nu en dan, bijna voelbaar op een fysieke manier. Als ik het daarover heb met mijn huisarts krijg ik weinig respons, niet zomaar stoppen waarschuwt hij, ik moet het de tijd geven, misschien moeten we de dosering nog wat ophogen? Ik krijg weinig houvast. Ik verlang ook op een bepaalde manier terug naar mijn vrijgezellentijd in Amsterdam en Utrecht. Lekker het rijk alleen op een klein flatje in de binnenstad zonder verplichtingen. Ik me ervan bewust dat ik mijn gezin al lang niet meer kan onderhouden. De aanblik hiervan maakt me met de dag moedelozer. Doodgaan is een gemakkelijke optie, maar dat zou nog meer schade opleveren voor mijn omgeving, mijn kinderen, mijn vrouw en mijn bejaarde moeder. Ik zou op mezelf kunnen gaan wonen maar dat blijkt in Amsterdam onmogelijk. We moeten dan eerst ons eigen huis verkopen. Ik krijg, zo blijkt, pas recht op een (sociale) huurwoning als ik de woning waar ik mijn vrouw en kinderen wil laten blijven wonen, verkocht heb. Het is letterlijk om gek van te worden. Nu en dan vlucht ik, neem ik een hotel of ga ik voor een paar dagen naar vrienden of familieleden die nog net niet genoeg van me hebben gekregen. Thuis ben ik alleen nog maar boos en onberekenbaar. Op mijn beste momenten lig ik in bed en heeft niemand last van me. Op mijn slechte momenten scheld ik Heleen de huid vol en dreig ik met wat ik na de scheiding, die nu toch wel onvermijdelijk lijkt, allemaal voor haar in petto heb. Ik ben boos dat ik niet ziek mag zijn, want zo voel ik me. Ik ben ziek en mijn medicijn, de alcohol, wordt me door iedereen misgund. Of ik moet rust of ik moet drank; dat is de keuze nu geworden. Ik krijg ook steeds vaker last van “lichtflitsjes”, en een soort van “buzz” in mijn hoofd wat op een kleine kortsluiting lijkt. Ik schenk hier verder weinig aandacht aan. Ik wijt het aan de katers in de ontwenningsverschijnselen die zich nu en dan aandienen.
Op een avond neem ik, onder invloed van alcohol, het impulsieve besluit naar Nepal te vertrekken. Op één of andere manier verwacht ik hier rust te kunnen vinden. Het is ver weg dus daar ben ik onbereikbaar en de monniken leven daar in mijn ogen een rein en ascetisch leven zonder stress en genotsmiddelen. Naar mijn idee de manier om tot mezelf te komen en om weer gelukkig te worden. Ik zie me zelf daar al op een rots zitten in een oranje gewaad, een beetje hypnotiserend samen brommen zoals ik ook ooit in een voorstelling van het Holland Festival heb mogen meemaken.
Ik besluit gewoon met onze al wat oudere Volvo te gaan, via Duitsland, Polen, Rusland, Siberië. Ik zie wel. God zegene de greep. Een Volvo is een stevige auto die tegen een stootje kan en is gemaakt voor extreme omstandigheden. Ik gooi wat kleren en toiletartikelen en natuurlijk ook wat drank achter in de auto en besluit zonder er verder over na te denken met slechts een credit kaart en driehonderd euro op zak te vertrekken. Als een avonturier op pad zonder verdere planning met maar één doel, Nepal. Dan zien we daar wel verder. Het maakt niet uit hoe lang ik er over ga doen. Onderweg maar kijken hoe ik hier en daar wat geld kan verdienen. Ik ben van veel markten thuis en heb me altijd nog (redelijk) weten te redden tot dusver. Ik gooi vlak buiten Amsterdam de tank vol en rijd onvermoeibaar door tot even voor Berlijn. Omdat mijn benzinetank daar begint leeg te raken, besluit ik een tankstation aan te doen en meteen eens te kijken wat de beste manier is om mijn reis te vervolgen. Opeens, als ik op zoek ben naar mijn geld, besef ik dat ik rijbewijs noch een geldig paspoort bij me heb. Mijn paspoort is verlopen, mijn rijbewijs ben ik al jaren geleden kwijtgeraakt en ik heb met er nooit om bekommerd een nieuwe aan te vragen. Nu ben ik verbaal best handig, maar ik weet ook dat ik zo niet de grensposten met Polen en later Rusland zal kunnen passeren. Ik besef met dat ik terug moet om mijn plannen beter te regelen maar ben niet van plan weer thuis aan te kloppen. Ze zoeken het maar uit. Ik besluit terug te rijden naar Nederland om eerst dan maar de benodigde reispapieren te regelen. Ik bedenk me dat ik voorlopig wel onderdak kan vragen bij de monniken in een klooster in Egmond. Een goede vriend van mijn schoonouders, de vroegere pastoor van hun kerkgemeente, is na zijn afscheid daar tot zijn dood, een jaar geleden, in retraite gegaan. Van hem heb ik eens begrepen dat zij ook voor korte of langere tijd onderdak boden aan gasten van buiten hun orde. Ter voorbereiding op mijn definitieve vertrek naar het buitenland lijkt het een aantrekkelijke anonieme plek. Ik rijd diep in de nacht terug naar Nederland, Motel Akersloot, in de buurt van Egmond, vastbesloten de volgende dag mijn plan verder uit te werken en wat beter voor te bereiden.
(wordt vervolgd)
Comments