Een vervolgverhaal over een zoektocht naar herstel
Aflevering V
Morgen Stop Ik!
Waarom blijf ik toch drinken? Ondanks dat ik weet dat het slecht voor me is? Ik weet dat als ik drink ik niet meer kan stoppen. Maar toch probeer ik iedere keer weer zelf de controle te houden. Ik ken ook zo langzamerhand wel het verloop. Het voltrekt zich volgens een vast en bekend scenario: Ik spreek met mezelf af dit keer maar één glas wijn of één biertje te nemen. Dat moet toch best kunnen, daar is niets mis mee, zeg ik tegen mezelf. Daarna is telkens het hek van de dam. De fles wijn die ik aangebroken heb (er staat gek genoeg nooit een halve of aangebroken fles) raakt dan langzaamaan leeg. Telkens nog een half glaasje erbij, wat maakt het ook uit denk ik dan. Of nog één biertje dan stop ik beloof ik mezelf. Maar als was het een reflex van mijn lichaam, daarna moet ik gewoon blijven drinken, ik kan niet meer anders.
Als je dit gevoel niet kent, kan je het je niet voorstellen. Vandaar ook het nog altijd grote maatschappelijke onbegrip voor verslaafden denk ik.
Achteraf bezien is het eigenlijk eenzelfde soort reactie als blozen, kippenvel of de hik, je kunt er gewoon niets aan doen. Na drie glazen wijn of bier maakt het je trouwens niets meer uit. Morgen is er een nieuwe dag denk je dan, dan zal ik eindelijk definitief stoppen. Dat sprak ik ook vaak met mezelf af. Het is een proces dat niets met wilskracht te maken heeft. Dat is ook één van de grote frustraties van de alcoholist, je bent de macht en de controle over je eigen leven kwijt en je ziet het en je maakt het mee.
De volgende dag begint onvermijdelijk die andere ongelijke strijd. Lichamelijk ben ik afhankelijk van alcohol geraakt. Als ik het niet neem voel ik me ontzettend ongelukkig, ik tril, heb het koud, zweet en weet me met mezelf geen raad. Ik voel me neerslachtig, depri en onzeker.
In mijn hoofd probeer ik nu de argumenten om wel of niet te gaan drinken tegen elkaar weg te strepen. Waarom zou ik stoppen? Wat zijn de voor-en de nadelen? Als ik nu stop ben ik toch twee dagen behoorlijk ziek en geïrriteerd. Vaak komt me dat net niet uit, ik moet nog zoveel doen. Als ik wat drink voel ik me veel opgewekter, minder depressief. Ik sprokkel mijn argumenten daarna bij elkaar: Het zit vandaag ook wel weer erg tegen met die hufters van het cal center en die deurwaarder. Of als ik werkelijk een dag hard gewerkt heb vind ik dat ik wel een borrel verdiend heb. Ergens herinner je je weer dat krantenartikel waarin stond dat twee glazen wijn per dag drinken goed is voor je hart. Zal ik net last hebben van hartkloppingen die dag. Er is echt ontzettend weinig voor nodig om de balans naar wél drinken te laten doorslaan, waarna de vicieuze cirkel weer rond is. Een heel enkele keer lukt het me langere tijd, dagen, een week om niet te drinken. Maar er is altijd wel weer een dag, een moment, een incident als aanleiding om weer een eerste slok te nemen.
Door de jaren heen is het ook een proces dat zichzelf versterkt. Ik weet wat ik aan het doen ben, ik weet dat het niet goed gaat. Alcohol maakt je ook depressief leer ik later op een van de cursussen. Dit alles wakkert mijn drang om weer te gaan drinken alleen maar aan. En trouwens als ik een paar weken niet gedronken heb, gaat het ook niet opeens stukken beter met mij. Mijn verleden blijft terugkomen, dagelijks moet ik de confrontatie aan met de werkelijkheid. Het is ook net als stoppen met roken, als je na langere tijd onthouding weer begint, zit je eigenlijk direct weer op je oude niveau. Bij alcohol ben je zelfs geneigd om hier maar meteen overheen te gaan. Om je weer goed te voelen heb je iedere keer net iets meer nodig, je lichaam is eraan gewend geraakt. Je zit, en dat leerde ik later, in een chronische en vaak dodelijke spiraal naar beneden. De Jellinek curve, ontleend aan een theorie van de Amerikaanse wetenschapper Morton Jellinek. In deze curve vind je een beschrijving van de verschillende stadia in verslaving naar beneden, maar gelukkig ook een opwaartse lijn als uitweg. Deze zelfde Jellinek blijkt, ook de naamgever van onze Amsterdams verslavingskliniek. Maar ik vind het nog telkens niet nodig om me daar te melden. Dat is voor de echte probleemdrinker, hotel Terminus, het eind van de lijn.
Het houdt me ook steeds meer bezig dat ik qua werk nu tweemaal een slechte keuze heb gemaakt. Na in Amsterdam en Utrecht ruim 10 jaar met ontzettend veel plezier bij grote landelijke podia te hebben gewerkt, blijkt het verder landinwaarts bij de provinciale theaters waar ik als hoofd bedrijfsvoering aan de slag ga wel erg tegen te vallen.
Grootse en meeslepende ervaringen als concerten met Ry Cooder, the Pogues, of the Ramones en zelfs de Stones en al die fantastische Opera's als Parsifal, Norma en Madama Butterfly, heb ik nu opeens ingeruild voor Mini & Maxi, cabaret Purper of God vergeef me, het studentencabaret van Youp van 't Hek. Best aardig allemaal maar voor mij weinig inspirerend. Je mag er van mij van houden, geen probleem. Maar van mij werd in deze theater iedere avond verwacht dat ik na afloop enthousiast in de kleedkamer kwam melden dat ik het een fantastische voorstelling had gevonden. Ik ben een goede leugenaar als het om mijn drankgebruik gaat maar een beroerde leugenaar voor de rest van het repertoire.
Zowaar Seth Gaaikema die in zijn nadagen nog eens kwam optreden prikte daar onverwacht en genadeloos doorheen. Als cabaretier vond ik hem nooit interessant als mens ben ik hem daarna des te meer gaan waarderen. We kwamen tot een gesprek waarin mij veel duidelijk werd.
Na eerst het in Amstelveen te hebben geprobeerd en daarna in Alkmaar geef ik er in 1998 definitief er de brui aan. Mijn carrière als theaterbedrijfsleider zit erop.
Ik voel me er totaal niet op mijn plek, en kom er ook snel achter dat het politieke en ambtelijke (achterbakse) gekonkel en gemier in de provincie vele malen groter is dan in bijvoorbeeld Amsterdam en Utrecht waar ik me op dat gebied veel minder bekeken en betutteld voel. Daar is veel meer afstand. Nooit meer in loondienst ook denk ik op een gegeven moment en nooit meer van die functioneringsgesprekken die toch altijd datzelfde voorspelbare en treurige stramien volgen. Zo van: “Het gaat allemaal redelijk goed maar er zijn toch wat puntjes die enige aandacht behoeven.” Ik zelf heb eens in een baldadige bui en als experiment een uitermate positief functioneringsgesprek gevoerd met een overdreven kritische medewerkster van mij. Een dag later heeft ze al getelefoneerd met de afdeling personeelszaken waaraan ze verteld dat ze zich door dit gesprek niet gemotiveerd voelt. Mensen willen kennelijk afgezeken worden, ze zijn zo geconditioneerd denk ik. Ikzelf ken op mijn veertigste mijn goede en zwakke kanten wel. Ik heb geen zin meer in deze poppenkast.
(Wordt vervolgd)
Commenti