top of page

Shit Happens! (IXX)


Aflevering 19 van mijn blog over een zoektocht naar herstel zoals ik dit heb ervaren in 2004/2005

De Kantine

Mijn verblijf in de kliniek zal in eerste instantie twee weken duren, zo is mij verteld. Die tijd zal benut worden voor observatie en voor mijn eigen veiligheid. Daarnaast krijgt mijn gezin, met name Heleen ook even rust. Mijn ervaringen de eerste dag doen me erg twijfelen of ik op de juiste plek ben. Ik besluit mijn best te doen en ga proberen te wennen aan mijn omgeving en voeg me zo goed en zo kwaad als dat gaat in de dagelijkse routine van deze omgeving.


Francis De Erdely

Rond vijven komt iedereen hier samen voor de deur van de kantine, want tussen 5 uur en half zes moet er gegeten worden. Klokslag vijf gaat de toegangsdeur van het slot. Het diner hier is een zwijgende aangelegenheid, er wordt niet of nauwelijks gesproken aan tafel. De maaltijd wordt zo snel mogelijk naar binnen gewerkt, als ware het een wedstrijd. Daarna vertrekt iedereen weer richting zijn of haar afdeling. Alleen een paar daklozen die van buiten komen en die hier tegen een kleine vergoeding mogen eten, zorgen voor wat rumoer. Dat het daklozen zijn, leid ik trouwens enkel en alleen af uit hun kleding en fysieke staat, zeker weet ik dat niet. Niemand overigens hier die op dat rumoer reageert behalve de medewerkers achter de zelfbedieningsbalie. Deze zijn herkenbaar aan een schort die ze hebben aangetrokken en behandelen hen, maar trouwens ook ons, de bewoners, of we een clubje gedetineerden zijn. Ook tegen mij als nieuwkomer zijn ze bot en onaardig, alsof we een minderwaardig soort volk zijn, achterlijken.

Het eten wat, naar wat ik later hoor, van het ziekenhuis in Amstelveen wordt betrokken, is voor een instelling als deze prima. Een vette acht zou de Bolle betweter, Johannes van Dam, van het Parool in zijn proefwerkrubriekje het ongetwijfeld hebben gegeven. Het eten is warm, smakelijk en zelfs de spruitjes die een keer op het menu staan, zijn beetgaar!


Nadat ik gegeten heb, slenter ik terug naar mijn etage, naar de rookruimte, voor koffie en een sigaret. Slenteren is hier de manier van voortbewegen die ook ik me al snel eigen maak. Ik probeer met de mensen in de rookkamer een gesprek aan te knopen maar dat valt me niet mee. Meer dan één, een enkele keer twee, zinnen krijg ik er niet uit. Het probleem is ook dat ze me vanaf mijn binnenkomst al dokter noemen. Eerst dacht ik dat het grappig bedoeld was, maar ik stel al snel vast dat dit een alom heersende mening moet zijn. Waarschijnlijk ingegeven omdat ik, met mijn leesbrilletje op mijn neus, er wat wijzer uitzie en naar hun normen misschien redelijk normaal beweeg en communiceer. Uitleggen dat ik geen dokter ben, biedt geen soelaas. Het heeft wel het voordeel dat ik nu en dan wordt aangesproken als iemand een probleem heeft. Zo kom ik toch nog iets aan de weet en heb ik nu en dan wat afleiding.

Ik raak vervreemd van mijn medebewoners. Het voelt alsof ik nu ergens in donker Afrika zit, ik hoor niet bij deze mensen. Ik betrap me er al snel op dat ik ze observeer, zoals ik de komende dagen ook het personeel meer en meer ga observeren. Het doet me aan Afrika denken, omdat er eigenlijk vanaf het begin voortdurend iets aan je gevraagd wordt, geld of sigaretten. Het is een contact voor de mensen hier naar een schijnbaar betere wereld. Eerst denk ik ach waarom niet, maar ook al heel snel denk ik: “ik kan jullie toch niet allemaal helpen”, en ga ik het ontwijken. Ik pas me heel snel aan.


Niet lang daarna ontmoet ik ook voor het eerst mijn kamergenoot Nico. Hij geeft me kortaf een handje en stelt zich netjes voor, verder niets. Hij draait zich meteen daarna om en vervolgt zijn weg. Inderdaad een rustig iemand, stel ik voorlopig vast.


Ik besluit al op de tweede dag mijn uitgaansverbod te overtreden omdat ik niet erg de indruk heb dat het personeel mij in de gaten houdt. Ik had al een tijdje een hardloop routine opgebouwd die ik nu wil blijven volhouden. Voor deze avond een traject van een kilometer of zes naar Diemen en weer terug. Het schijnt vaak voor te komen, zo leer ik later, dat verslaafden hun slechte gedrag willen compenseren met een sportieve uitspatting en zo de schijn willen ophouden dat ze best wel goed bezig zijn. Zo ook bij mij. Er zit wel een portier bij de ingang waar ik langs moet, maar deze kijkt niet op of om. Hij doet gewoon de deur voor me open. Het is een jonge jongen en zit verdiept in zijn boeken, waarschijnlijk een via het uitzendbureau ingehuurde student. Op de terugweg ga ik toch nog even langs mijn huis om wat extra muziek en boeken op te pikken. Ik zal ze nodig hebben. Ik wil ook nog wel even peilen hoe Heleen denkt over wat we gisteren hebben ervaren. Ik merk meteen dat ik thuis niet welkom ben en besluit mijn bezoek zo kort mogelijk te houden. Heleen is dus echt blij dat ze van me af is. Ik voel me nu nog verder ontheemd en vervreemd. Kennelijk heeft een gek geen thuis meer. Fijn dat de kinderen me nog wel als normaal mens zien, als hun vader, dat helpt.


Als ik daarna weer terugkom in de kliniek is het al donker op onze kamer. Nico ligt te bed, met zijn radio aan en het gezicht naar de muur. Het is nu even na negenen. Later blijkt dat hij dit iedere avond zo doet nadat hij zijn avond portie aan pillen verstrekt heeft gekregen. Tussen elf en twaalf uur wordt hij gewoonlijk nog even wakker en doet dan eindelijk de radio uit. Ik ga me ondertussen maar douchen, trek schone kleren aan en begeef me, nog meer ontheemd, naar de rookruimte. Ik zie de toestand daar even aan en ga vervolgens naar die andere ruimte waar niet gerookt mag worden. Ik kan mijn draai ook hier niet vinden en ga ook mijn pillen halen bij de verpleegkundige. Ik moet ze wel meteen bij het kantoor waar ik ze haal, doorslikken. Daarna stoort de muziek van Nico me niet meer, ik val snel in slaap en heb een prima nacht.


Om half acht ben ik wakker en ga douchen. Deze ochtend ben ik braaf en vraag, omdat ik niet alleen naar buiten mag, of er iemand van de verpleegkundigen met me mee kan gaan om een krant en sigaretten te halen bij de sigarenboer op de hoek van de Dappermarkt, krap 100 meter verderop. Daar wordt gehoor aan gegeven en nadat ik een krantje heb gekocht lees ik deze vluchtig in de rookkamer en ga daarna beneden ontbijten. Al het eten in de kantine, en dat is niet zo gek, is zelfbediening maar daarbij is wel een hindernis ingebouwd die je even door moet krijgen. Als je iets van de tentoongespreide vleeswaren, kaas of brood wilt, moet je dat aan een medewerker achter de balie vragen, waarna zij of hij het pakt en aan je geeft. Het is hierbij essentieel om vooral iedere keer alstublieft te zeggen als je iets vraagt, anders word je genadeloos gecorrigeerd. Nadat je het in ontvangst hebt genomen wordt er vervolgens een dankjewel van je verwacht.

Omdat er een koffieapparaat naast de balie in de kantine staat, pak ik daar koffie, ik ben al jaren gewend om bij m´n ontbijt koffie te drinken. Dit is mijn volgende blunder die dag. Een bits “Af blijven! U mag geen koffie!” wordt me toegeworpen. Als ik vraag “waarom dan?”, krijg ik als antwoord “Koffie is er alleen voor het personeel.” Vertwijfeld ga ik maar naar mijn tafel, en vraag verder niet naar het hoe en waarom. Ik pas me aan, dan maar eens een paar dagen zonder koffie bij het ontbijt. Na het ontbijt begeef ik mij weer naar mijn afdeling om mijn medicatie op te halen. Ik slik nog altijd één keer per dag seroxat, hier aangevuld met librium tegen de ontwenning van alcohol denk ik. Voor het ophalen van de medicatie is er voor alle patiënten een vast moment geregeld, na het ontbijt, de lunch, het diner en voor het slapen gaan. Voor iedereen is er een apart bakje. Zo te zien wordt er behoorlijk wat geslikt, want het kantoor is naast mijn kamer en het is op deze tijden een drukte van belang. Toen ik later mijn kamergenoot eens vroeg wat hij nou precies voor medicatie kreeg, vertelde hij dit niet te weten. Het werkte voor hem, hij sliep er goed op, kon zichzelf er mee “uitzetten” als hij dat wilde dus waarom zou hij er iets aan willen veranderen? Naar het effect op de mensen te meten, zijn het vooral middelen die iedereen rustig houden. Er wordt veel en vaak zittend geslapen gedurende de dag.


Deze ochtend is voor mij vooral een regelochtend. Ik krijg een geneeskundig onderzoek, er wordt bloed afgenomen, en de (bezigheids) therapieën worden voor mij in gedeeld. Qua activiteiten of therapie krijg ik deze twee weken timmertherapie, creatieve therapie (tekenen), ergotherapie, yoga en hardlopen aangeboden. De therapieën duren zo gemiddeld 1 tot 1 ½ uur. Ik neem ze maar allemaal, om zo veel mogelijk te doen te hebben. Het is duidelijk niet verplicht zo merk is als ik dit met de verpleegkundige bespreek. Ik krijg het als opties aangeboden en word nergens toe gedwongen.


Het geneeskundig onderzoek is meteen al bijzonder. Voor dit soort sessies komt er speciaal een arts vanuit het OLVG-ziekenhuis naar ons toe. Tijdens mijn twee weken durende verblijf is dit een jonge arts in opleiding. Hij is geboren in Afghanistan, zo vertelde hij mij zelf en een paar jaar geleden als vluchteling hier in Nederland aangekomen. Hij zat nog aan het begin van zijn opleidingstraject. Heel aardig, maar duidelijk ook nog erg onervaren en onwennig. Prettig voor mij omdat ik eindelijk iemand tegenkom, waarmee ik een gesprek kan hebben dat ergens over gaat. Hij verteld open en eerlijk over zijn eigen achtergrond, dat wekt vertrouwen bij me en voelt goed in deze bizarre entourage.


Na deze sessie trek ik me terug in mijn kamer en lees in “Brieven aan geschoolde Arbeiders” van Gerard Reve. Humoristische brieven, relativerend en dicht bij mijn ervaringen hier, over gekte, pillen en drank. Relatief korte fragmenten of brieven waarbij je je niet zo hoeft te concentreren. Eén van de eerste passages die ik lees is al meteen goed raak, ik citeer:

“En de vraag of ik al dan niet een alleenstaande waanzinnige ben heeft voor mij haar belang verloren, Er is niets tegen waanzin, zolang er maar Gods zegen op rust, en er bovendien een systeem in zit”


(Wordt vervolgd)

21 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page