Een vervolgverhaal over een zoektocht naar herstel.
Deze (wekelijkse) blogs zullen zoveel als mogelijk een open en eerlijke weergave zijn van een periode in mijn leven zoals ik die destijds heb ervaren. Erg belangrijk om dit gegeven vast te houden!
Het verhaal gaat vooral over de tijdspanne van de zomer van 2004 tot september 2005, een periode waarin ik me geen raad meer wist met mijn alcoholverslaving, en mijn zoektocht naar een oplossing begon.
Voor een deel heb ik hiervoor geput uit mijn herinneringen, een ander belangrijk deel heb ik eerder opgeschreven tijdens mijn memorabele verblijf in het SPDC in Amsterdam-Oost in 2004, maar daarover later meer.
De namen van de meeste personen zijn veranderd om reden van privacy, met uitzondering van een aantal publieke figuren.
Om het leesbaar te houden heb ik sommige gebeurtenissen en/of karakters samengevoegd of qua plaats in de tijd anders gesitueerd. De gebruikte dialogen zijn geen letterlijke weergave van de gesprekken maar zijn een zorgvuldig afgewogen reconstructie daarvan.
Hierbij ik heb geprobeerd de werkelijkheid zo weinig mogelijk geweld aan te doen, mij bewust van mijn eigen selectieve geest en neiging tot eigen inkleuring en uitvergroting van sommige gebeurtenissen.
Aflevering I , hoe het begon
Sommige van mijn lotgenoten herinneren zich het omslagpunt, de dag of het moment waarop je weet of toegeeft aan jezelf; nu ben ik verslaafd, nu ben ik alcoholist en kan ik niet meer zonder. Ik niet, ik ben er langzaam maar zeker in gerold en gegroeid. Het was een lang proces van mijn eerste flessen Heineken op het huwelijksfeest van mijn broer in Sexbierum (kan geen toeval zijn) in 1969 tot begin 2000. Eind 2003 wist ik in ieder geval al wel dat het goed mis was. Ik merkte dat ik niet meer de baas was over mijn alcoholgebruik, de controle kwijt was. Of ik nou wou of niet, al bij het opstaan was er die drang om weer dat eerste glas wijn of bier te gaan pakken. De vraag was niet meer of ik zou drinken die dag maar hoe vroeg in de ochtend te beginnen en hoe veel. Voor de buitenwereld hield ik het zo goed en zo kwaad als dat ging verborgen. Achteraf gezien een illusie, maar jezelf voor de gek houden hoort bij de aandoening zou mij pas later duidelijk worden. Verslaving is de ziekte waarbij je vooral ontkent dat je ziek bent, tot dat (echt) niet meer kan. Ik moest eerst 47 worden voordat ik dat toegaf.
Vanaf het allereerste begin ben ik een stevige drinker geweest. Nadat ik die eerste keer op mijn twaalfde jaar al van een paar flesjes bier goed ziek was geworden kon ik er daarna al snel verdomd goed tegen. Een mooie bijkomstigheid was dat het verlegen en zich wat minderwaardig voelend jongetje in mij dan verdween. Na een paar biertjes voelde ik me zekerder, losser en kon ik me veel socialer gedragen. Het hielp me echt in mijn late pubertijd. Wel zag ik er altijd op toe dat ik niet of bijna nooit de controle verloor. Ik kon mij mijn gedragingen van de dag of avond ervoor meestal goed herinneren. In mijn latere werkkringen, eerst de Horeca en daarna een aantal theaters was alcohol ook altijd in ruime mate voorhanden en gemakkelijk bereikbaar. Het maakte onderdeel uit van mijn beroep. Drinken tijdens je werk en zeker altijd erna was meer routine dan opmerkelijk of vreemd. Sterker nog je was vreemd als je niet dronk. Ik dronk nooit alleen en bleef meestal ook langer “fris” dan de rest van het gezelschap, ik leek nooit in de gevarenzone te komen. Van mijn opleiding aan de Hotelschool in Wageningen in de jaren zeventig herinner ik me nog een wedstrijdje. Wie kan met de meeste kopstoten - een glas bier met daarnaast een jonge jenever - achter de kiezen nog een ruime voldoende voor het examen economie scoren?Voor de goede orde: dat examen was gewoon om twee uur ’s middags en ik geloof dat ik een zeven voor het drinken en een acht voor het examen heb gehaald. De volgende dag kregen we van de adjunct directeur een alcoholverbod opgelegd.
Veel drinken en toch goed functioneren dat gaf je status, ten minste zo was het in mijn perceptie. Veel drinken en daardoor in de goot belanden, dan was je een alcoholist, een slappeling. Die gedachte heb ik heel lang onbewust vastgehouden.
Ik groeide er langzaam maar gestaag in. Heel lang, bijna dertig jaar, was ik – meestal, zo dacht ik - de baas, maar als een sluipmoordenaar nam de alcohol langzaam maar zeker het heft in handen. Heel lang zag ik de drank als een vriend, een vriend die ik ook goed kon waarderen. Ik was een groot liefhebber van Westmalle tripel, een klassiek en nog authentiek trappistenbier, goede witte en soms rode wijn en bovenal grappa, een godendrank vond ik. Grappa was vooral voor lekker, een snoepje, niet iets om je aan te bezatten. Vooral als ik in Italië was, was grappa drinken een reis op zich. Iedere streek heeft zijn eigen soort en in iedere variant proef je de karakteristieken van die streek terug, grappa leest bijna als een boek, nog meer dan de wijnen.
Ik merkte heel laat, pas na mijn veertigste, dat ik er opeens minder goed tegen kon dan voorheen. Ik ging langzamerhand op twee manieren drinken. Drinken om de alcohol binnen te krijgen en soms ook nog drinken om te genieten. Die twee zaken heb ik tot het laatste kannetje warme sake, Japanse rijstwijn, op 10 juli 2005 kunnen scheiden. Een mooi gerijpte Brunello wijn uit 1983 giet je niet lichtvaardig door het keelgat naar binnen. Voor de alcohol haal je twee flessen onbestemd bocht van krap 4 euro bij de supermarkt, of de Hema. Vooral soepele wat zoetere wijnen met niet al te veel zuur, want dat speelt nu en dan op in je maag. Na een zomervakantie in Zweden in 2003 sloeg de balans hoe langer hoe meer door naar drinken voor het effect. Mijn leven kreeg ook een nieuwe wending. Al heel snel vond ik het ook nodig om mijn verbruik verborgen te gaan houden voor de buitenwereld. Dat lukte meestal maar een enkele keer ook niet. Maar toch was het al heel snel een dagtaak qua logistiek en planning. Ik werd een bekwame goochelaar met volle en lege flessen.
(wordt vervolgd)
Comments